In 1973 brengt Vreeswijk de LP 'Leven en laten leven' uit met daarop nummers als 'Liedje voor Linnea', 'Morgenpsalm' en 'De bekommerde socialist'. De plaat wordt positief ontvangen, maar haalt het in verkoop niet bij zijn debuutalbum. In 1974 is Vreeswijk terug in Nederland om zijn derde Nederlandse LP 'Liedjes voor de Pijpendraaier en mijn Zoetelief' te promoten. Op de plaat staan onder meer de nummers 'Teddybeer', 'Marjolijn', 'Kleurenblind', 'Ik wil 't niet pikken' en de Bellman-vertaling 'Epistel 81'. De LP doet weinig in Nederland, net als zijn volgende Nederlandse platen 'Foto's en een souvenir' (1976) en 'Het recht om in vrede te leven' (1978). De eerste plaat bevat vertaalde nummers van de Amerikaanse folkzanger Jim Croce, de tweede van de Chileense volkszanger Victor Jara, die tijdens de coup van Pinochet in 1973 werd vermoord. Waarom de platen in Nederland niet aanslaan, blijft onduidelijk. Wel is duidelijk dat Vreeswijk in deze periode de nodige privé-problemen kent. Zijn huwelijk loopt op de klippen en zijn drankprobleem neemt groteske vormen aan. Het zal tot 1982 duren voor de gelouterde Vreeswijk opnieuw Nederlands werk op de plaat zet. 'Ballades van de Gewapende Bedelaar' is volgens velen zijn beste Nederlandse plaat, met nummers als 'Is er nog plaats in de schuilkelder', 'De dolfijnen', 'De capucijnersamba' en 'Persoonlijke Peter'. Voor het eerst komen de kracht van zijn veelzijdige muziek, zijn poëtische teksten en zijn humor volledig tot hun recht. In 1982 echter is Vreeswijk voor het Nederlandse publiek iemand uit 1972. Iemand die ooit eens zong over een nozem en een non.